In deze paragraaf geven wij een toelichting op de hoofdlijnen van deze voorliggende meerjarenbegroting 2025-2028. Zoals al uit de kadernota 2025 is gebleken en ook in het bestuurlijk perspectief is beschreven, hebben we bij het opstellen van deze begroting te maken met een negatief beginsaldo. Na de kadernota zijn er meerdere ontwikkelingen geweest, met niet in de laatste plaats het traject sluitende meerjarenbegroting. Onderdelen daarvan verwerken we nu in de begroting 2025. In het vervolg van deze paragraaf lichten wij toe hoe het begrotingssaldo wijzigt ten opzichte van de kadernota en welke financiële consequenties het vastgestelde beleid voor 2025-2028 heeft.
We beginnen met het eindsaldo. In onderstaand overzicht is het uitgangspunt van de kadernota als beginstand genomen. De verderop beschreven ontwikkelingen en de voorgestelde maatregelen geven dan dit beeld:
Ontwikkeling saldo incl. maatregelen SMB | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 |
---|---|---|---|---|
Start kadernota 2025 | -2.184.000 | -5.658.000 | -4.265.000 | -7.087.000 |
Brief meicirculaire 2024 | 827.000 | 792.000 | 753.000 | 1.730.000 |
Algemene ontwikkelingen | 1.271.000 | -548.000 | -1.086.000 | 66.000 |
Nieuwe ontwikkelingen | -1.375.000 | -1.364.000 | -1.364.000 | -1.367.000 |
Correcties op de begroting/kadernota | -268.000 | - | -424.000 | -621.000 |
Saldo na ontwikkelingen en correcties | -1.729.000 | -6.777.000 | -6.386.000 | -7.280.000 |
Totaal voorgestelde maatregelen | 3.689.000 | 3.965.000 | 3.962.000 | 4.223.000 |
Beginstand begroting 2025-2028 | 1.959.000 | -2.811.000 | -2.425.000 | -3.057.000 |
Hierin zien we dat vooral door de voorgestelde maatregelen het begrotingssaldo voor 2025 ruim 1.9 miljoen positief is. De maatregelen zorgen in de jaren daarna voor een minder negatief saldo dan in de kadernota 2025 was opgenomen. Het is dan ook niet nodig om in 2025 een beroep te doen op de algemene reserve en de stelpost ‘groei van de stad’ kan in stand blijven voor ontwikkelingen in 2025. Onderstaand worden verschillende onderdelen nog verder toegelicht.
Meicirculaire en Algemene ontwikkelingen
Algemene ontwikkelingen | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 |
---|---|---|---|---|
Brief meicirculaire 2024 | 827.000 | 792.000 | 753.000 | 1.730.000 |
Overige effecten meicirculaire | 562.000 | 370.000 | 1.017.000 | 953.000 |
Structurele effecten bestuursrapportage | -99.000 | -93.000 | -93.000 | -103.000 |
Ontwikkeling afschrijvingslasten | 1.037.000 | 581.000 | 320.000 | 1.131.000 |
Renteontwikkeling | 747.000 | 629.000 | 636.000 | 1.000 |
Indexatie van budgetten | -996.000 | -2.128.000 | -3.052.000 | -1.504.000 |
Effecten septembercirculaire | 20.000 | 93.000 | 86.000 | -412.000 |
2.098.000 | 244.000 | -333.000 | 1.796.000 |
In aanvulling op de effecten zoals benoemd in de raadsbrief met betrekking tot de meicirculaire 2024 (2024-184), is er een aanvullend positief effect vanuit de algemene uitkering. Dit bestaat uit de bijstelling van de maatstaven en overige mutaties die nog niet waren verwerkt in deze brief of het saldo. Daarnaast zijn de structurele effecten van de bestuursrapportage verwerkt.
Opvallend is het positieve effect van de afschrijvings- en rentelasten. Dit hangt samen met de actualisatie van de lopende investeringen en het nieuwe Meerjareninvesteringsplan (MIP). Daaruit blijkt dat niet alle geplande investeringen haalbaar zijn in het oorspronkelijk geplande jaar. Dat zorgt voor minder afschrijvingslasten. Omdat de verschillen in kapitaallasten zijn verspreid over diverse investeringen voornamelijk binnen de programma's Leefomgeving en Veiligheid en Bedrijfsvoering zijn de voordelen niet in één programma te vangen. Bij de toelichtingen bij de programma's worden met name de verschillen ten opzichte van 2024 toegelicht. Per saldo stijgen de kapitaallasten als geheel, maar deze stijging valt lager uit dan zonder de genomen maatregelen.
Ook is daardoor minder behoefte aan financiering op dat moment. Dit heeft ook als gevolg dat we de investeringen kunnen financieren met al eerder aangetrokken goedkope leningen. Het is niet nodig om nieuwe, duurdere leningen aan te trekken.
We hebben te maken met een negatief effect door indexeringen. Dit hangt samen met de nieuwe bbp-systematiek van de algemene uitkering zoals ingevoerd bij de voorjaarsnota 2024 door het Rijk. Hierin is de ontwikkeling van het gemeentefonds gesplitst in een prijscomponent en een volumecomponent, waarbij beiden gekoppeld zijn aan de ontwikkeling van het BBP. De werkelijke kosten nemen echter toe op basis van de prijsindexcijfers, die hoger zijn. De indexatie van het Rijk en de beperkte stelpost 'beschikbaar voor indexeringen' zijn ontoereikend om de verwachte prijsstijgingen te kunnen dekken, waardoor hier een nadeel ontstaat.
Tot slot zijn de financiële effecten van de septembercirculaire 2024 verwerkt. Deze zijn voor 2025-2027 positief, maar van beperkte omvang. Voor 2028 is een negatief effect te zien. Dit is hoofdzakelijk het gevolg van een daling van de uitkeringsbasis, waardoor de hoogte van de algemene uitkering afneemt.
Nieuwe ontwikkelingen
Nieuwe ontwikkelingen | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 |
---|---|---|---|---|
Gemeentelijke bijdrage WIL | -1.087.000 | -1.085.000 | -1.083.000 | -1.083.000 |
Actualisatie begroting vervoer 18- | -200.000 | -200.000 | -200.000 | -200.000 |
Bijstelling programmabudgetten | -88.000 | -79.000 | -81.000 | -84.000 |
-1.375.000 | -1.364.000 | -1.364.000 | -1.367.000 |
In bovenstaande tabel zijn nieuwe ontwikkelingen opgenomen ten opzichte van hetgeen bekend was bij de kadernota. De omvangrijkste nieuwe ontwikkeling is de stijging van de gemeentelijke bijdrage aan WIL. In het cijfer dat hier wordt gepresenteerd is een inschatting van de verwachte compensatie vanuit het Rijk (BUIG) meegenomen. Daarnaast is een aantal andere begrotingsposten geactualiseerd.
Correcties op de begroting/kadernota
Correcties op de begroting/kadernota | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 |
---|---|---|---|---|
Correctie bijdrage GGD | -200.000 | |||
Correctie bijdrage RUD | -18.000 | |||
Technische correcties | -424.000 | -421.000 | ||
Correctie baten omgevingswet | -250.000 | |||
-268.000 | - | -424.000 | -621.000 |
Dit omvat een aantal zaken die zijn gewijzigd ten opzichte van de kadernota of de begroting. De technische correcties bestaan uit budgetten die incidenteel waren geraamd, maar welke structureel van aard zijn. Dit leidt tot een verslechtering in 2027 en 2028. Voor de Omgevingswet geldt dat er mogelijk middelen vanuit het Rijk komen voor deze taak in 2025. Dit is echter nog niet vastgesteld en loopt via de algemene uitkering.
Voorgestelde maatregelen
Voorgestelde maatregelen (SMB) | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 |
---|---|---|---|---|
Saldo na ontwikkelingen en correcties | -1.729.000 | -6.777.000 | -6.386.000 | -7.280.000 |
Maatregelen met een overwegend technisch karakter | 1.457.000 | 1.218.000 | 1.218.000 | 1.218.000 |
Maatregelen die overwegend technisch van aard zijn, maar wel met impact op de stad | 2.410.000 | 2.280.000 | 2.277.000 | 2.538.000 |
Maatregelen zoals genoemd in de kadernota 2025 (met effect op activiteiten) | 485.000 | 235.000 | 235.000 | 235.000 |
Maatregelen met effect op activiteiten 2025 | 272.000 | 232.000 | 232.000 | 232.000 |
Niet inzetten stelpost Groei van de Stad | -935.000 | |||
Totaal voorgestelde maatregelen | 3.689.000 | 3.965.000 | 3.962.000 | 4.223.000 |
Begrotingssaldo 2025-2028 | 1.959.000 | -2.811.000 | -2.425.000 | -3.057.000 |
Om te komen tot een sluitende (meerjaren)begroting worden eerste maatregelen voorgesteld en verwerkt in deze begroting. Zoals al benoemd in het bestuurlijk perspectief bestaan deze uit een mix van overwegend technische maatregelen en een verhoging van de onroerendzaakbelasting. In bovenstaande tabel is te zien wat de financiële effecten zijn van deze maatregelen op de komende begrotingsjaren. Een toelichting op de maatregelen staat in de volgende paragraaf (Sluitende Meerjarenbegroting) en bij de betreffende programma's en paragrafen.